Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ7446

Datum uitspraak2004-08-25
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200400824/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 17 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2004, heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) van 8 december 2003, verzonden op dezelfde dag. Voormelde brief en uitspraak zijn aangehecht.


Uitspraak

200400824/1. Datum uitspraak: 25 augustus 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 8 december 2003 in het geding tussen: appellant en de Minister van Justitie. 1.    Procesverloop Bij brief van 17 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2004, heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) van 8 december 2003, verzonden op dezelfde dag. Voormelde brief en uitspraak zijn aangehecht. Bij brief van 16 maart 2004 heeft de Minister van Justitie van antwoord gediend. Bij brief van 6 juli 2004 heeft appellant een nadere memorie ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2004, waar de Minister van Justitie, vertegenwoordigd door mr. N. Romijn, ambtenaar bij het ministerie, is verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.    Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.    Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending ter post een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.    Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.    In artikel 6:24, eerste lid, van de Awb is over voormelde artikelen, hier weergegeven voor zover in deze van belang, bepaald dat deze van overeenkomstige toepassing zijn indien hoger beroep kan worden ingesteld. 2.2.    De aangevallen uitspraak is verzonden op 8 december 2003. De termijn voor het indienen van een beroepschrift ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Awb is dus begonnen op 8 december 2003 en geëindigd op 19 januari 2004. 2.3.    Appellant heeft het hoger-beroepschrift niet tijdig ingediend, nu het ingekomen is op 27 januari 2004 en blijkens de poststempel pas op 26 januari 2004 is verzonden. Gesteld noch gebleken is dat het achterwege blijven van een tijdige indiening van het hoger-beroepschrift in dit geval niet in redelijkheid aan een verzuim van appellant is toe te rekenen. 2.4.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat. w.g. Hirsch Ballin    w.g. Zwemstra Voorzitter            ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004 91/402.